Uitkeringen aan aandeelhouders kunnen worden gedaan ten laste van de winst, ten laste van de reserves of een combinatie van beide.
Dividend
Uitkering ten laste van de winst wordt dividend genoemd. De winst (of het verlies) is de resultante van de winst- en verliesrekening over enig jaar. Mét de vaststelling van de jaarrekening wordt de winst bepaald. De volgende vraag is die van de winstbestemming: waar de vastgestelde winst naartoe gaat. De wet bepaalt voor de BV dat de algemene vergadering van aandeelhouders (‘ava’) bevoegd is tot bestemming van de winst en tot vaststelling van uitkeringen (voor zover het eigen vermogen groter is dan de verplichte reserves), maar dat de statuten deze bevoegdheden mogen beperken of toekennen aan een ander orgaan (artikel 2:216 lid 1 BW). Voor zover de winst niet moet worden gebruikt voor de vorming (of aanvulling) van een – wettelijk of statutair – verplichte reserve* zijn er drie mogelijke bestemmingen: reservering (zie artikel 2:373 lid 1 BW: onverdeelde winst), uitbetaling van tantièmes en/of uitkering aan de aandeelhouders (en eventuele andere gerechtigden tot de voor uitkering vatbare winst). In de praktijk is een statutaire regeling die de hiervoor genoemde bevoegdheden van de ava (tot bestemming van de winst en tot vaststelling van het dividend) beperkt of toekent aan een ander orgaan eerder regel dan uitzondering.
Uitkering ten laste van reserves
Uitkeringen ten laste van reserves kunnen slechts worden gedaan voor zover het vrije reserves betreft. De vrije reserves worden daarom ook wel uitkeerbare reserves genoemd. De verplichte wettelijke en statutaire reserves zijn gebonden reserves: ze hebben steeds een bepaalde bestemming. Ze kunnen niet (rechtstreeks) worden uitgekeerd. Reserves die niet een bepaalde bestemming hebben (dat kunnen dus alleen vrije reserves zijn, waaraan bovendien geen bestemming is gegeven**) worden vaak algemene reserve genoemd. Wettelijke reserves moeten steeds afzonderlijk op de balans onder het eigen vermogen worden vermeld (artikel 2:373 lid 1 BW).
Statutaire reserves
Statutaire reserves zijn reserves die worden aangehouden voor een bepaalde bestemming op grond van een statutair voorschrift, zoals de bepaling dat op aandelen van een bepaalde soort geen winst wordt uitgekeerd maar deze wordt gereserveerd ten behoeve van de houders van deze soort aandelen (‘winstreserve’). Voor zover het gaat om reserves die op grond van de statuten kunnen (dus niet: moeten) worden aangehouden beogen zij geen beperking van de ruimte om uitkeringen aan aandeelhouders te kunnen doen en zijn zij te beschouwen als een vrije reserve (Asser/Van Solinge & Nieuwe Weme 2-IIa 2013/105). Zie artikel 2:216 lid 10 BW.
* Dit betekent niet dat elke reserve wordt gevormd door bestemming van (een gedeelte van) de winst. Een uitzondering is de herwaarderingsreserve.
** Maar omdat de bestemming van een vrije reserve slechts een intentie inhoudt kan het bevoegde orgaan op die bestemming altijd terugkomen teneinde het desbetreffende deel van de vrije reserve weer ‘toe te voegen’ aan de algemene reserve.
Balanstest en uitkeringstest
Zowel voor de uitkering ten laste van de winst als die ten laste van de vrije reserves geeft artikel 2:216 BW voorschriften: uitkeringen zijn alleen mogelijk voor zover het eigen vermogen groter is dan de verplichte reserves (lid 1, de zogenaamde beperkte balanstest) en voor zover de vennootschap na de uitkering nog aan haar opeisbare schulden kan voldoen (lid 2, de zogenaamde uitkeringstest).
Tot slot
Hebt u een vraag over een uitkering van winst? Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten. Zij helpen u graag verder.
Neem voor meer informatie contact op met:

Advocaat / Curator
mr. drs. M. (Michiel) Vriezekolk
Deze blog beschrijft slechts enkele hoofdlijnen, beoogt niet volledig te zijn en is alleen bedoeld als een oriëntering van het toe te passen recht voor de in deze blog beschreven situaties. Aan deze blog kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.