Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 wordt de activiteit bouwen geknipt in een ruimtelijk deel en een technisch deel.
Hierdoor ontstaan er voor bouwen twee activiteiten en twee vergunningen:
- een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwen, en
- een omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit.
Bij beide activiteiten is echter landelijk een aantal activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht. De gemeente kan daarnaast in het Omgevingsplan ook andere activiteiten aanwijzen die niet-omgevingsvergunningplichtig zijn.
Ad 1. (Omgevingsplanactiviteit bouwen)
Een omgevingsplanactiviteit is een activiteit:
- waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat de activiteit is toegestaan, maar hier wel een omgevingsvergunning voor nodig is (binnenplanse omgevingsplanactiviteit) of
- een activiteit die niet is toegestaan en waar een omgevingsvergunning voor nodig is (buitenplanse omgevingsplanactiviteit).
Uit het omgevingsplan volgt of een bouwwerk op een bepaalde locatie is toegestaan en of hiervoor een omgevingsvergunning nodig is. Het is dus aan gemeenten om dit te vast te stellen.
Vergunningvrij
In art. 2.29 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) staan de uitzonderingen op deze vergunningplicht die op rijksniveau zijn vastgesteld en voor alle gemeenten gelden: een omgevingsvergunning (voor een omgevingsplanactiviteit) is bijvoorbeeld nooit verplicht voor een dakkapel van een bepaalde afmeting of een erf- of perceelafscheiding van maximaal 1 meter.
Verder staan er uitzonderingen op deze vergunningplicht in de artikelen 22.27 en 22.36 Bruidsschat. De Bruidsschat zijn de regels die het Rijk als onderdeel van het Invoeringsbesluit Omgevingswet automatisch toevoegt aan elk omgevingsplan.
Artikel 22.27 bruidsschat noemt bouwen dat vergunningsvrij is maar wel aan het omgevingsplan moet voldoen.
Artikel 22.36 Bruidsschat noemt bouwen dat vergunningsvrij is en ook niet aan het omgevingsplan hoeft te voldoen.
Ad 2 ((Technische) bouwactiviteit)
Naast de vraag of er een vergunning nodig is voor een omgevingsplanactiviteit om een bouwwerk op een bepaalde plaats te realiseren, speelt de vraag of er een vergunning nodig is voor het bouwen van het bouwwerk, de (technische) bouwactiviteit.
De bouwactiviteiten waarvoor een vergunning verplicht is zijn opgenomen in art. 2.25 en 2.26 van het Bbl. Dit gaat met name om van een bepaalde omvang bouwwerken (o.a. de eis dat het bouwwerk hoger is dan 5 meter).
Vergunningvrij
In art. 2.27 lid 2 Bbl is een lijst met uitzonderingen opgenomen: voor deze bouwwerken is geen omgevingsvergunning voor een (technische) bouwactiviteit nodig.
Bijvoorbeeld de dakkapel, het dakraam, het kozijn, straatmeubilair, bouwkeet, etc..
Dit artikel verwijst in lid 1 naar gebouwen met gevolgklasse 1 (opgenomen in art. 2.17 Bbl). Dit zijn gebouwen die onder het stelsel van kwaliteitsborging vallen: voor deze gebouwen is voor de bouwactiviteit geen omgevingsvergunning meer nodig maar geldt er een meldplicht en wordt er controle uitgevoerd op het bouwwerk op grond van de Wet kwaliteitsborging.
Hieronder vallen onder meer grondgebonden eengezinswoningen en bedrijfspanden met maximaal 2 bouwlagen.
Advocaat bestuursrecht
Heeft u vragen op het gebied van het omgevingsrecht? Neem dan contact op met de sectie Bestuursrecht & Overheid van ons kantoor.
Neem voor meer informatie contact op met:

Advocaat / Curator
mr. F.B.M. (Frank) Van Aanhold
Deze blog beschrijft slechts enkele hoofdlijnen, beoogt niet volledig te zijn en is alleen bedoeld als een oriëntering van het toe te passen recht voor de in deze blog beschreven situaties. Aan deze blog kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.