Bestuurdersaansprakelijkheid is een ruim begrip. het kan gaan om de privaatrechtelijke aansprakelijkheid, fiscale aansprakelijkheid en strafrechtelijke aansprakelijkheid. Daarnaast ziet het begrip op bestuurders van rechtspersonen, maar kan het ook betrekking hebben op personenvennootschappen (maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap).
Gronden aansprakelijkheid
De belangrijkste gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid zijn:
– onbehoorlijke taakvervulling, artikel 2:9 BW
– onbehoorlijk bestuur, artikel 2:248 BW
– onrechtmatige daad, artikel 6:162 BW
Onbehoorlijke taakvervulling
Deze aansprakelijkheid vloeit voort uit de relatie die de bestuurder heeft met de rechtspersoon en de verplichtingen die de bestuurder uit dien hoofde jegens de vennootschap heeft. Het betreft daarmee een interne aansprakelijkheid. Wanneer de bestuurder met zijn handelen de vennootschap schade berokkent, is hij daarvoor onder omstandigheden aansprakelijk indien hij zijn taken onbehoorlijk uitoefent. Een bestuurder heeft hierbij een grote mate van vrijheid. Hij/zij is alleen aansprakelijk als er (te) grote risico’s genomen worden en/of de grenzen van het redelijke te buiten gaat.
De wet geeft geen specifieke criteria voor bestuurdersaansprakelijkheid. Uit rechtspraak kunnen echter wel enkele voorbeelden worden gehaald waarin de rechter oordeelde dat aan de bestuurder een ‘ernstig verwijt’ kan worden gemaakt:
– Het onttrekken van gelden van de vennootschap voor privédoeleinden;
– het plegen van strafbare feiten en/of frauduleuze handelingen;
– het nemen van onnodig grote en onverantwoorde financiële risico’s;
– het niet afsluiten van de voor bedrijfsvoering gebruikelijke verzekeringen.
De bestuurder kan alleen door de rechtspersoon zelf aansprakelijk worden gesteld krachtens artikel 2:9 BW. Derden (andere bedrijven/personen) die door het handelen van de bestuurder zijn gedupeerd, moeten de schade zien te verhalen via het instellen van een vordering uit onrechtmatige daad.
Onbehoorlijk bestuur
Een curator van een failliete vennootschap heeft de exclusieve bevoegdheid om bestuurders en feitelijke beleidsbepalers van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk te stellen. De wetgever heeft hiervoor artikelen 2:138 en 2:248 BW in het leven geroepen. Voor een geslaagd beroep op deze artikelen is vereist dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur én dat dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. De bewijslast hiervan ligt bij de curator.
Bij bepaalde omstandigheden geldt echter een omgekeerde bewijslast. Bijvoorbeeld als het bestuur heeft nagelaten om een behoorlijke boekhouding te voeren, waaruit de rechten en plichten van de vennootschap blijken. Ook geldt een omgekeerde bewijslast als het bestuur de jaarrekening niet tijdig publiceert bij de kamer van koophandel. Het is in deze gevallen aan de bestuurder om aannemelijk te maken dat deze omissies niet een belangrijke oorzaak zijn van het faillissement.
Onrechtmatige daad
Indien vastgesteld wordt dat een bestuurder een onrechtmatige daad jegens een derde heeft gepleegd dan dient hij persoonlijk de schade van die derde te vergoeden. Voorbeelden van een onrechtmatige daad zijn:
– het aangaan van verplichtingen namens de vennootschap terwijl de bestuurder wist of redelijkerwijs behoorde te weten, dat de vennootschap niet, of niet binnen redelijke termijn, in staat zou zijn haar verplichtingen na te komen;
– de bestuurder van een vennootschap heeft bewerkstelligd of toegelaten dat een eerder aangegane overeenkomst van de vennootschap niet wordt nagekomen, waardoor de wederpartij van de vennootschap schade lijdt;
– veronderstelde betalingsonwil en zogenaamde selectieve wanbetaling van de bestuurder;
– selectieve betalingen aan gelieerde vennootschappen en personen;
– het voortzetten van de binnen de vennootschap gedreven onderneming na het moment van feitelijke insolventie.
Fiscale bestuurdersaansprakelijkheid
Indien bepaalde verschuldigde belastingen onbetaald blijven kan een bestuurder door de fiscus aansprakelijk worden gesteld, artikel 36 van de Invorderingswet. Deze bestuurdersaansprakelijkheid is van toepassing als niet tijdig een melding betalingsonmacht is gedaan. Om aansprakelijkheid te voorkomen dient binnen 14 dagen nadat de belasting verschuldigd is, schriftelijk de betalingsonmacht gemeld te worden.
Tot slot
Het leerstuk van de bestuurdersaansprakelijkheid is groot en complex, met name in het geval van een faillissement. Neem contact op met onze specialisten om uw situatie te beoordelen.
Neem voor meer informatie contact op met: