In een recente uitspraak van het Hof Amsterdam in een belastingzaak heeft de rechter geoordeeld over het moeten betalen van Inkomstenbelasting na het ontvangen van schadevergoeding in een letselschadezaak.
In een letstelschadezaak gaat het vaak over grote belangen. De gezondheid van het slachtoffer van een ongeval is geschaad en vervolgens komt het slachtoffer veel drempels tegen die genomen moeten worden. Kan een werknemer zijn baan wel houden, is huishoudelijke hulp nodig en hoe gaat dat met sociale verzekeringen, zoals de WIA en de WMO ?
Als het slachtoffer een tegenpartij treft die in staat is om de in geld te vergoeden schade te betalen dan kan het daarbij om aanzienlijke bedragen gaan. Op enig moment ontvangt het slachtoffer dan (vaak van een verzekeringmaatschappij) een fors bedrag ineens aan schadevergoeding. Daarin zitten dan ook vergoedingen die ‘gekapitaliseerd’ zijn. Berekend is dan hoeveel schade het slachtoffer per maand of jaar heeft en welk bedrag daar tegenover staat indien die periodieke schade over de toekomstige periode ineens wordt uitgekeerd. Dat bedrag is dan niet direct nodig om bijvoorbeeld gemist inkomen door arbeidsongeschiktheid (verlies van arbeidsvermogen) te vergoeden en wordt op een bankrekening ‘geparkeerd’ om bijvoorbeeld jaarlijks een bedrag van te verbruiken. Er wordt dan (heel weinig) rente op bijgeschreven en het bedrag ineens wordt ook iets minder waard door inflatie. Dat is allemaal meegenomen in de hoogte van het bedrag ineens.
Omdat het bedrag aan schadevergoeding geparkeerd staat op een bankrekening vormt het ‘vermogen’ dat moet worden aangegeven voor de Inkomstenbelasting in box 3. En dan moet er dus ook Inkomstenbelasting over worden betaald. Dat is volgens de geldende belastingwetgeving nu eenmaal het gevolg van het feit dat er geld op een bankrekening staat (of in een oude sok wordt bewaard).
Is dat ook redelijk dat dit als ‘vermogen’ voor de heffing van Inkomstenbelasting wordt gezien? Dat staat te bezien: tegenover de ontvangen schadevergoeding staat dat het slachtoffer vaak ook uitgaven (‘schade’) heeft gehad of in de toekomst nog zal hebben. Maar dat wordt voor de Inkomstenbelasting niet tegen elkaar weggestreept en voor zover het gaat om een vergoeding (ineens) van bijvoorbeeld inkomsten die het slachtoffer als gevolg van het ongeval moet missen, lijkt het niet redelijk om die voor de toekomst berekende schade dan als vermogen in box 3 te belasten. Zouden die gemiste inkomsten per maand of jaar worden vergoed, dan kan het om inkomsten gaan die normaal gesproken in box 1 worden belast. Als de schadevergoeding dus niet zou worden belast dan ontvangt de Belastingdienst geen belasting over dit geld: niet in box 1 (inkomen) en niet in box 3 (vermogen).
Het Hof Amsterdam heeft met de uitspraak van 6 april 2017 dan ook geoordeeld dat dit bedrag van schadevergoeding op een bankrekening niet is vrijgesteld van belastingheffing. Voor zoveel er door de belanghebbende in dit geval een beroep werd gedaan op een hardheidsclausule moet dat beroep daarop aan de Minister van Financiën worden voorgelegd (en niet aan de belastingrechter) en staat het de belastingrechter niet vrij om de redelijkheid van de wet op dit punt te beoordelen.
Er moe(s)t dus wel belasting worden betaald over ontvangen schadevergoeding voor zoveel die volgens de wet in box 3 behoort te worden opgenomen als ‘vermogen’.
Neem voor meer informatie contact op met: