De maanden mei en juni zijn voor veel werkgevers dure maanden. In mei of juni wordt immers het vakantiegeld uitbetaald. In de daaropvolgende maand moet de loonheffing over het vakantiegeld aan de fiscus worden overgemaakt. Veel werkgevers zullen het opgebouwde vakantiegeld hebben gereserveerd, maar desondanks kan het een flinke aanslag op de liquiditeit geven wanneer tot uitbetaling moet worden overgegaan. Vooral in het tijdperk van het coronavirus. Wat zijn de rechten en verplichtingen die gelden met betrekking tot uitbetaling van het vakantiegeld? Mag een werkgever betaling van het vakantiegeld uitstellen? Mag hij het zelfs afstellen? In dit artikel wordt op deze vragen antwoord gegeven.
Wettelijke regeling vakantiegeld
Het recht op vakantiegeld (of vakantiebijslag) is geregeld in artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. In lid 1 van dit artikel staat het volgende:
Artikel 15 lid 1 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
De werknemer heeft jegens de werkgever recht op een vakantiebijslag ten minste tot een bedrag van 8% van zijn ten laste van de werkgever komende loon (…).
Het recht op vakantiebijslag wordt door middel van dit artikel gegarandeerd. De hoogte van de vakantiebijslag is gerelateerd aan het loon en bedraagt minimaal 8% van het door de werkgever verschuldigde loon.
Maar wanneer moet het vakantiegeld worden uitbetaald? Dat is te lezen in artikel 17 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag:
Artikel 17 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
Lid 1: De vakantiebijslag, waarop de werknemer over het loon (…), voor zover een en ander tot en met 31 mei van het lopende jaar opeisbaar is geworden, recht heeft verworven, wordt behoudens het bepaalde in de volgende leden in de maand juni uitbetaald.
Lid 2: Bij publiekrechtelijke regeling of schriftelijke overeenkomst kan ter zake van het tijdstip van uitbetaling van het eerste lid worden afgeweken, met dien verstande, dat uitbetaling ten minste eenmaal per kalenderjaar dient te geschieden.
Volgens artikel 17 Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag dient het vakantiegeld in juni te worden uitgekeerd. Dat is de hoofdregel. Voor uitbetaling komt alleen de vakantiebijslag in aanmerking waarop de werknemer op het tijdstip van uitbetaling van vakantiegeld rechten heeft verworven. Dit betekent veelal dat het vakantiegeld wordt opgebouwd tussen 31 mei van het voorafgaande jaar en 1 juni van het lopende jaar indien het vakantiegeld in juni wordt uitbetaald. Als het vakantiegeld in mei wordt uitbetaald dan vindt de opbouw in de regel plaats tussen 30 april van het voorafgaande jaar en 1 mei van het lopende jaar.
Volgens lid 2 kan van de hoofdregel worden afgeweken. Zo kan in een arbeidsovereenkomst worden opgenomen dat het vakantiegeld maandelijks wordt uitgekeerd. Het vakantiegeld moet echter wel ten minste eenmaal per kalenderjaar worden uitbetaald.
Overigens is het van belang om in de cao te kijken in hoeverre schriftelijk kan worden afgeweken van de hoofdregel. Sommige cao’s beperken op dit onderwerp de individuele contractvrijheid.
Uitstel/afstel betaling vakantiegeld
Het recht op vakantiebijslag is een wettelijk recht. Daarbij regelt de wet de minimumaanspraak. Een werkgever is daarmee in ieder geval gehouden het minimum uit te betalen. Aangezien het recht op vakantiebijslag een wettelijk recht is staat het een werkgever niet vrij om het vakantiegeld niet te betalen. Als een werkgever het vakantiegeld niet betaalt dan kan een werknemer aanspraak maken op de wettelijke verhoging van maximaal 50% over het niet uitbetaalde vakantiegeld. Daarnaast kan een werknemer in het uiterste geval het faillissement van een werkgever aanvragen zodat hij vervolgens aanspraak kan maken op de loongarantieregeling van het UWV. Ook in het tijdperk van de coronacrisis is een werkgever dus gehouden het vakantiegeld uit te betalen.
Kan een werkgever dan wel uitstel van betaling van het vakantiegeld afdwingen? Dat kan (in principe) wel. Als het binnen het bedrijf gebruikelijk is dat het vakantiegeld in mei wordt uitbetaald, dan kan een werkgever besluiten om de uitbetaling van het vakantiegeld een maand op te schuiven. Wettelijk gezien moet het vakantiegeld immers uiterlijk op 30 juni zijn betaald. Daarnaast is het mogelijk om in overleg met werknemers verder uitstel overeen te komen. Zo kan bijvoorbeeld worden afgesproken dat het vakantiegeld in september of oktober wordt betaald. Ook betaling in termijnen behoort tot de mogelijkheden. Maar dan wel voor zover werknemers daaraan mee willen werken. Als werknemers weigeren mee te werken aan het maken van afwijkende afspraken dan is het uitgangspunt dat het vakantiegeld uiterlijk 30 juni moet worden uitbetaald.
Advocaat arbeidsrecht
Neem voor meer informatie contact op met:
Deze blog beschrijft slechts enkele hoofdlijnen, beoogt niet volledig te zijn en is alleen bedoeld als een oriëntering van het toe te passen recht voor de in deze blog beschreven situaties. Aan deze blog kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.